diabetes

Ondersteuning bij diabetes met behulp van BEMER therapie

Sinds de introductie van de fysische vasculaire therapie BEMER bestaat er voor het eerst de mogelijkheid om de belangrijkste mechanismen van de microcirculatie op complexe wijze te stimuleren. Talrijke wetenschappelijke artikelen en observatiestudies hebben de effectiviteit van de therapie ook bij diabetespatiënten aangetoond:
bij patiënten met diabetische polyneuropathie (een aandoening aan de perifere zenuwen die gepaard kan gaan met pijn, jeuk, een brandend gevoel of juist gevoelloosheid in de armen en de benen) bleek de BEMER-therapie na enkele weken zowel de functionaliteit van de subcutane microcirculatie als het immuunsysteem significant te verbeteren.

Aanvullend onderzoek heeft aangetoond dat het wondoppervlak bij ambulante diabetespatiënten met een traditionele behandeling na een BEMER-therapie van 27 dagen significant kleiner was dan bij diabetespatiënten uit de controlegroep. Het verstoorde genezingsproces van wonden werd dus duidelijk verbeterd.

De fysische vasculaire therapie BEMER vormt bij de therapeutische aanpak voor de behandeling van stofwisselingsziekten als diabetes mellitus en het voorkomen van het metaboolsyndroom vandaag de dag (als gevolg van stress en een gebrek aan beweging) een essentiële complementaire behandeling.

Zorg dat u op de hoogte bent

    Heeft u vragen over ons bedrijf, onze producten of over onze dienstverlening? Wat u ook wilt weten: vraag het ons gerust. Hartelijk dank voor uw interesse. We staan voor u klaar.

    Uw contactgegevens

    Over diabetes

    Diabetes mellitus is intussen volksziekte nummer één en wordt daarom ook wel betiteld als de “epidemie van de eeuw”. Uit een analyse van de cijfers blijkt dat een dergelijke omschrijving zeer zeker terecht is. Volgens de OESO bedroeg de prevalentie van diabetes (hoe frequent diabetes voorkomt) in 2010 gemiddeld 6,5 procent (5,3 procent in Nederland, 6,7 procent in Frankrijk, 8,9 procent in Duitsland en in de VS zelfs 10,3 procent). De International Diabetes Foundation (IDF) verwacht dat dit percentage in Duitsland tot 2030 zal toenemen tot minstens 13 procent. Het percentage diabetespatiënten verschilt sterk per leeftijdscategorie en neemt toe naarmate de leeftijd vordert. De resultaten van de DEGS-studie laten bijvoorbeeld zien dat van alle personen tussen de 40 en 49 jaar oud 2 procent van de mannen en 4,5 procent van de vrouwen diabetes heeft. In de leeftijdscategorie tussen 70 en 79 jaar ligt dit percentage al bij 22 procent. Het effect op de totale kosten van het gezondheidssysteem is als gevolg van dit hoge aantal patiënten natuurlijk enorm. Uit de CoDiM-studie blijkt dat de directe kosten als gevolg van diabetes in Duitsland momenteel meer dan 30 miljard euro per jaar bedragen. In de volksmond wordt diabetes mellitus (letterlijke betekenis: “honingzoete doorstroming”) of diabetes type 2 vaak aangeduid als diabetes of suikerziekte. Deze stofwisselingsziekte maakt deel uit van het zogenaamde metaboolsyndroom dat als hoofdverantwoordelijke wordt gezien voor de ontwikkeling van arteriosclerose (slagaderverkalking) en coronaire hartziekten (aandoening aan de kransslagader). Naast diabetes kent dit syndroom de volgende symptomen: vetophoping op de buik, hoge bloeddruk (hypertonie) en afwijkende bloedwaarden (dyslipidemie). Samen komen deze symptomen in Duitsland bij ongeveer 20 procent van de vrouwen en 25 procent van de mannen voor. Hoewel verschillende factoren een rol spelen bij het ontstaan van de symptomen, is er vaak sprake van overvoeding, foute voeding en een gebrek aan beweging. Te vaak eten, overgewicht, een abdominale vetverdeling (ook wel “appelvorm” genoemd; komt met name voor bij mannen), leeftijd en een gebrek aan beweging gelden als risicofactoren voor diabetes.

    Een verhoogde inname van calorieën leidt vaak tot een hogere bloedsuikerspiegel. De alvleesklier probeert als gevolg hiervan meer insuline te produceren. De alvleesklier (ook wel pancreas genoemd), een orgaan van 70 tot 100 gram, bevindt zich gedeeltelijk achter de maag en mondt samen met de galwegen uit in de c-vormige slinger van de twaalfvingerige darm. Om zijn belangrijke functie bij de afbraak van koolhydraten, vetten en eiwitten te kunnen uitvoeren, bevat de alvleesklier twee geheel verschillende celstructuren. Zo zijn er enerzijds exocriene klieren (exocrien „naar buiten afscheidend”, in dit geval in het spijsverteringskanaal) die het basische alvleessap produceren, dat onder meer belangrijke enzymen bevat voor de vertering van vet en eiwitten. Anderzijds bevat de alvleesklier ook endocriene klieren (endocrien „naar binnen afscheidend”, in dit geval in het bloed) die uit eilandachtige (vandaar de naam „insuline”) bètacellen bestaan die normaal gesproken dagelijks 2 milligram insuline produceren. Dit hormoon wordt gewoonlijk gebruikt voor het transport van aminozuren, suiker en vetten naar de lichaamscellen en wordt daarom vaak omschreven als opslaghormoon. Na enkele jaren of decennia raakt de alvleesklier echter uitgeput van deze overproductie en stijgt de bloedsuikerspiegel. Deze vorm van diabetes kan in het beginstadium nog behandeld worden met een dieet en beweging. Toch moeten veel patiënten na verloop van tijd insuline spuiten.

    Ongeveer 90 procent van de diabetespatiënten lijdt aan diabetes type 2. Meestal lijden deze patiënten al meerdere jaren aan de ziekte voordat deze wordt vastgesteld. In het beginstadium treden met name algemene symptomen op, zoals vermoeidheid, zwakte, zichtstoornissen en gevoeligheid voor infecties (vaak blaasontstekingen bijvoorbeeld). Gewichtsverlies komt slechts zelden voor. Meer drinken en vaker urineren zijn symptomen die slechts voorkomen bij ernstig verhoogde bloedsuikerwaarden. Om deze reden wordt de diagnose vaak per toeval gesteld.

    Daarnaast bestaat er ook diabetes mellitus type 1. Bij deze ziekte produceert de alvleesklier te weinig of helemaal geen insuline. De oorzaken voor deze ziekte zijn nog niet volledig duidelijk. Mogelijk spelen genetische factoren, auto-immuunreacties, milieuverontreiniging of virale infecties een rol. Diabetes type 1 gaat normaal gesproken gepaard met een significante gewichtsafname binnen slechts enkele weken. Daar komen vaak nog uitdrogingsverschijnselen, aanhoudende dorst, vaak urineren, overgeven en af en toe ook kramp in de kuiten en buikpijn bij. Algemene symptomen als vermoeidheid, hoofdpijn, zichtstoornissen en concentratieproblemen of krachteloosheid zijn ook mogelijk.

    De prognose voor diabetespatiënten is daarom sterk afhankelijk van deze bijverschijnselen. Patiënten die hun levensstijl aanpassen (dieet plus beweging als basistherapie) kunnen het risico op bijverschijnselen duidelijk verlagen en bovendien hun algemene prognose substantieel verbeteren. Diabetespatiënten moeten ernaar streven om de bloedsuiker- en HbA1c-waarden te laten dalen. De HbA1c-waarde geeft ons kort samengevat uitsluitsel over de versuikering van de cellen of celmembranen. Een hoge bloedsuikerspiegel resulteert in hoge HbA1c-waarden. De kans op bijverschijnselen wordt hierdoor hoger. Wanneer het bereiken van de HbA1C-streefwaarde na de basistherapie uitblijft, wordt de behandeling voortgezet met orale antidiabetica. Wanneer ook deze therapie geen succes heeft, wordt overgegaan tot een behandeling met insuline.